Liefde is een kosmische kracht, een aantrekking die de mens en het universum in beweging zet, om tot een unie te komen. We vergissen ons enkel als we denken dat de unie eruit bestaat een koppel met de ander te vormen, dat dit het doel is. Een reden voor die vergissing kan teruggevonden worden in het fout, het letterlijk interpreteren van oude geschriften van Plato, die vaak in symbolische taal sprak om een mythische (dit wil zeggen een ware, overstijgende, tijdloze) boodschap over te brengen. We interpreteren hetgeen hij Aristophanes laat zeggen als een noodzaak om onze andere wederhelft te moeten zoeken om tot volledigheid te komen. Hetgeen deels verkeerd is in de interpretatie, is te denken dat al ons heil ligt in het vinden van die ene, andere, ware. Door op dit (dwaal)spoor geraakt te zijn, zijn we soms nogal verloren: ofwel vinden we die ene niet, ofwel denken we hem of haar gevonden te hebben, maar lukt het niet samen er iets mooi en duurzaam van te maken, omdat we denken dat we aangekomen zijn bij de ander terwijl het dan pas begint. Daar waar de interpretatie vanuit filosofisch standpunt van die symbolische spraak als volgt luidt : we zoeken inderdaad naar eenheid, maar de eenheid met ons binnenste, hoogste Zelf. In dit Zelf (onze onsterfelijke ziel) bevinden zich al de hoogste ideeën, de hoofd-principes, de archetypen. We willen hier terug naartoe, we willen weer toegang vinden tot deze archetypen, omdat ze het kompas zijn voor onze ziel, omdat die dan pas vrij kan vliegen. Als wij deze hereniging van ons bewuste deel (onze persoonlijkheid, onze kleine ik) met ons onbewuste deel (onze onsterfelijke ziel) kunnen verwezenlijken, worden we een eenheid, en kunnen we onze ware Menselijke natuur leven : die van verbindingsteken tussen hemel en aarde. Zo kunnen we een aardse uiting – via onze persoonlijkheid, onze kleine ik – geven aan hemelse principes – via onze onsterfelijke ziel, het diepste Zelf – omdat de Ziel dan haar licht van de archetypen, van de Waarheid kan laten schijnen doorheen de persoonlijkheid. De persoonlijkheid wordt dan kanaal voor dit licht wat haar toelaat zich naar boven, naar het goddelijke in ons te richten en zo te handelen in plaats van naar beneden, naar het dierlijke in ons. Deze unie zoekt de mens inderdaad, in zichzelf. Volgens Jung vinden we in dit binnenste Zelf – eens we moedig genoeg geweest zijn om onze schaduwkanten te zien, te accepteren en te overwinnen – een representatie van het andere sexuele type dan onze persoonlijkheid : een vrouw zal in haar binnenste Zelf een mannelijk principe dragen, de Animus, het principe van Logos of intelligentie en een man zal in zijn binnenste Zelf het vrouwelijk principe drage, de Anima, het principe van Eros of liefde). Beiden hebben dus beide principes in zich, het gaat erom de twee te herenigen, in zich, in harmonie te brengen. Maar hiervoor hebben we elkaar nodig, dankzij de kracht van de Liefde.
Als we verliefd zijn, zien we volgens Socrates het mooie in de ander, we zien de ziel van de ander. Dit wil zeggen dat we het hoogste potentieel – in menselijke waarden – van de ander zien, we zien de beste versie van de ander. Omdat we dit zien, worden we herinnerd aan het bestaan van de eerste principes, van de Wijsheid. We bezitten die Waarheid daarom nog niet. Door deze herinnering, verlangen we nog meer om bij de ander te zijn. Liefde is dus in dit opzicht ook een verandering van blik, de blik die ons toelaat het hoogste in de ander te zien. Dit kunnen we dankzij Schoonheid, wat volgens Plato de meest toegankelijke weg tot Wijsheid is voor de mens. Schoonheid – hier van de ziel van de ander – inspireert ons om creatief te worden. De zetel van onze creativiteit zit ook in onze ziel. Dus door de schoonheid van de ziel van de ander te zien, worden we ons (meer) bewust van het potentieel dat we zelf als mens bezitten, en kunnen we dichter bij onze ziel komen.
Voor Jung gaat liefde zich uiten bij het herkennen van de projectie van de kenmerken van onze eigen anima of animus bij de geliefde. De geliefde vertegenwoordigt daarmee een externe projectie van iets wat we in onszelf zoeken. Wat Socrates en Jung dus zeggen, komt op hetzelfde neer, ze hebben enkel een andere benadering ervan.
Als we weten dat we naar de unie in ons op zoek zijn, en als we weten dat dat een proces is waar we elkaar voor nodig hebben en zelfs bij kunnen helpen, en als we weten dat het eigenlijk gaat over de zoektocht (voor allebei en dankzij allebei) naar het hoogste, binnenste, meest pure punt in ons (onze onsterflijke ziel), kunnen we een analogie maken met de alchemie, een hele oude wetenschap waar het de kunst was lood – het zwaarste metaal, wat we kunnen vergelijken met het zwaarste in ons, onze (louter) dierlijke beleving – om te zetten in goud – het meest pure, altijd blinkende, onvergankelijke, vergelijkbaar met de kenmerken van onze onsterflijke ziel. Indien twee geliefden erin slagen dit alchemisch proces samen te door te gaan, kunnen we het koppel zien als een derde entiteit, ontstaan uit 2 goed gescheiden en goed geëvolueerde individuen die opnieuw een eenheid (in elk van de individuën, die zich geheel gevonden gaan hebben, en tussen hen) tot stand brengt. Het gaat er dus niet om één te worden met de ander, het gaat erom samen met de ander één in uzelf te worden, een werk dat elk in zich moet doen, maar een weg die samen bewandeld kan worden, en waar we elkaar mee kunnen helpen.
Als we weten dat we naar dat hoogste punt in ons op zoek zijn, kunnen we bedenken dat we dat enkel met de meest menselijke, meest waardige, meest hoffelijke manieren tegenover zichzelf en tegenover elkaar gaan kunnen benaderen. Er kan dus geen plaats zijn voor egoïstische (kan de ander mijn persoonlijke noden invullen?) of materialistische (is de ander wel knap, rijk, slim, … genoeg?) aspecten, maar enkel voor een ‘hoofse minne’ of fin’amor, waar een nobel hart (dat vrij, belangeloos, vrijgevig is, verliefd op grootsheid en het absolute) en verfijnde manieren en taal de basis vormen. Wat hiervoor belangrijk is, als we dit in praktijk willen concretiseren, is een goede onafhankelijkheid van elkaar, en een emotionele of relationele intelligentie (iets waar we vandaag heel weinig mee te maken krijgen in de maatschappelijke opleiding, waar het onderwijs vooral gericht is op rationele intelligentie). Deze emotionele intelligentie omvat enkele basisprincipes (die niet enkel gelden voor een intieme relatie, maar die in verschillende vormen van relatie kunnen toegepast worden; de intieme relatie kan echter niet tot een alchemische relatie worden zonder deze basisprincipes. Deze zijn
- generositeit, ook in het begrip van (de taal van) de ander,
- goed humeur, wat toelaat te relativeren, de dingen lichter te maken. We willen immers van lood naar lichter,
- het belang van het spel, onze serieuze, soms al te rationele kant wat wegleggen,
- ritualiseren, zowel samen als elk voor zich,
- conflicten beheren, onze verantwoordelijkheid nemen bij een probleem. Deze innerlijke dialoog laat ook de spirituele groei toe die we nodig hebben.
- en bovenal Hoffelijkheid, wat verschillende elementen omvat : elegantie (in alles, niet enkel kledij, ook manieren, taal, gedachten, houding, …), respect, schoonheid (in alles, ook taal : Alles kan gezegd worden, op voorwaarde dat je weet hoe het te zeggen), admiratie voor het mysterie dat de andere mens is (ieder van ons).
Opnieuw zien we hier het belang van educatie of opleiding, want dit komt allemaal niet vanzelf. Je wordt niet als Mens geboren, je moet het worden. Zo kan de alchemie van het koppel zich realiseren.
De liefde laat ons toe ons innerlijk goud terugvinden, zodat we ons licht met anderen kunnen delen.
Bronnen :
- Symposium, Plato
- Het voordeel van de twijfel, Stefaan Van Brabandt
- L’alchimie du couple, Laura Winckle